Algemene landen informatie
Oppervlak
18.748 km² ongeveer
3,3 miljoen inwoners Taal:
Albanees
Telefoon toegangsnummer 00355 Munteenheid:
Lek BTW 20% niet
terugvorderbaar
Toegestaan alcohol percentage 0%
als u een voertuig bestuurd
Ook vervoeren we zo nu en dan hulpgoederen voor de Stichting
Albanië comité Huizen verder vinden er geregeld transporten plaats voor
Blythswood
Care en
Mission
Without Borders International.
Tijdens de
Kosovaarse oorlog zijn er in opdracht van de stichting Hoop voor Albanië bijna
70 transporten naar
Albanië
gegaan om de Kosovaarse vluchtelingen te voorzien van tenten, voeding en kleding.
In Tirana werden de hulpgoederen op een professionele manier verdeeld door de
daar aanwezige Nederlandse coördinator van de Stichting Hoop voor Albanië.
Ook is er een door VIDOTRANS-HTG vervoerde bakkerij in gebruik. Pleun van den Berg
(zelf bakker van beroep en voorzitter van "Hoop voor Albanië") en
zijn medewerkers bakten hiermee dagelijks ongeveer 2500 broden voor de
vluchtelingen uit Kosovo. Thans worden door de bakkerij de allerarmsten in
de hoofdstad Tirana van brood voorzien.
Zoekt u een betrouwbare partner voor het vervoer van uw hulpgoederen naar Albanië
en wilt u verzekerd zijn van een snelle en kundige afhandeling in Durres/Tirana
neem dan
contact met ons op.
Geschiedenis van Albanië
Ottomaanse periode (1505-1912)
Het gebied heeft vele bezetters
gehad. Eerst de Romeinen, Byzantijnen, Serviërs, Bulgaren en Venetianen. En
vanaf de vijftiende eeuw kwamen de Ottomanen aanzetten. De legendarische leider
Gjergj Kastrioti-Skënderbeu (Skanderbeg) slaagde er toen in om alle Albanese
edelen te verenigen in een bondgenootschap dat decennia lang verzet bood tegen
de agressor. Dit was een eerste aanzet tot een nationaal samenhorigheidsgevoel.
Na ruim vijftig jaar weerstand werd het grondgebied in 1505 bij het Osmaanse (of
Ottomaanse) Rijk gevoegd en dit tot in 1912. In die periode van meer dan vier
eeuwen Turkse overheersing bekeerden velen zich tot de islam. Zij werden daartoe
eigenlijk gedwongen want het bood een aantal voordelen. Zo moesten islamieten
geen hoofdelijke belastingen (meer) betalen en mochten zij desgewenst openbare
ambten bekleden en dienst nemen in het Turkse leger.
Bepaalde gebieden in Albanië,
zoals bepaalde dorpen in Zuid-Albanië met een gemengde Grieks-Albanese
bevolking, hadden van de Osmaanse heerser bijzondere privileges gekregen en een
eigen vorm van zelfbestuur. Ook
Ali
Pasha had vanaf 1780 een zekere autonomie verkregen als heerser van Epirus
en Zuid-Albanië. (Ali Pasha werd trouwens geboren in Tepeleni in 1744. Tepeleni
is de vroegere door Pyrrhus gestichte stad Antigoneia in Noord-Epirus,
tegenwoordig Zuid-Albanië). In 1830, echter, werd Albanië opgedeeld in vier
provincies die rechtstreeks door Turkije bestuurd werden. Albanië moest
daardoor haar min of meer onafhankelijke positie opgeven.
In 1878 leden de Turken een zware
nederlaag tegen een coalitie van Russische, Servische en Montenegrijnse troepen.
Het gevolg was dat zij Albanië en de gehele Balkan moesten prijsgeven. Dit werd
vastgelegd in het Verdrag van San Stefano. Maar, uit vrees voor een Russisch
overwicht in de Balkan, werd de Turkse invloedssfeer met steun van Oostenrijk,
Italië en Groot-Brittanië hersteld. Het was pas in 1912, vlak voor de Eerste
Balkanoorlog, dat Turkije Albanië een autonome status gaf en dit bij wijze van
wederdienst omdat Albanië neutraal gebleven was in een territoriumconflict
tussen Bulgarije, Griekenland, Montenegro en Servië enerzijds, en tegen Turkije
anderzijds. (Meer informatie over de
Balkanoorlogen
in onze Griekse geschiedenis.)
In deze Ottomaanse periode dienen wij hier te vermelden dat de Albaniërs in Griekenland (de hogervernoemde Arvanieten), een cruciale rol hebben gespeeld in de weerstand en de opstand tegen de Turken. Vele leidinggevende figuren in de Griekse opstand tegen de Turken waren Arvanites. Márkos Bótsaris was zo'n Arvanitisch strijder uit de Griekse Vrijheidsoorlog. Hij was het ook die in 1821 op Korfu het eerste Grieks-Albanees woordenboek heeft samengesteld.
Op 28 november 1912 riep Albanië
de onafhankelijkheid uit, hierbij gesteund door Italië en Oostenrijk. Die
onafhankelijkheid werd pas erkend door de grootmachten op 29 juli 1913 en pas in
de loop van 1913 werden de grenzen van Albanië bepaald. Het grondgebied viel
kleiner uit dan aanvankelijk door Turkije was toegezegd. De omringende landen
hebben nooit achter een zelfstandige Albanese staat gestaan en hadden het
grondgebied liever onder elkaar verdeeld. Dit werd meermaals duidelijk toen de
grenzen van de Balkan in de loop van de geschiedenis aan de hand van
verschillende verdragen hertekend werden. Noord-Epirus, met haar omvangrijke
Griekse bevolking, werd Albanees, maar Kosovo, met een overwegend Albanese
bevolking, moest afgestaan worden aan Servië. De landsgrenzen vielen niet samen
met de etnische grenzen in het gebied en dat zou voor problemen blijven zorgen.
In de Eerste Wereldoorlog lopen
Italiaanse, Franse, Servische en Oostenrijkse troepen het gebied plat met 70.000
Albanese slachtoffers tot gevolg. In 1921 zagen Griekenland, Italië en Servië
eigenlijk liever dat het land ophield te bestaan. En bij de Vredesconferentie
van Versailles stond de opdeling van Albanië opnieuw op de agenda, maar
uiteindelijk liet men het gebied onaangeroerd en bleef het onafhankelijk, omdat
de onenigheid zo groot was. Griekenland en Servië weigerden tot in 1925 om zich
formeel bij deze beslissing neer te leggen.
In 1925 wordt Albanië een
republiek en in 1928 riep president Ahmed Zogu (1922-1939) zichzelf uit
tot koning Zog I. Hij haalde de banden met fascistisch Italië aan en, ondanks
het ondergronds verzet, werd Albanië in 1939 ingelijfd door Benito Mussolini.
(Hoe Mussolini in Griekenland onthaald werd, leest u in onze
Griekse
geschiedenis ).
Nadien, na de Italiaanse capitulatie, werd het land in 1943 bezet door Duitsland. Ook in deze periode ontwikkelde zich een verzetsbeweging, geleid door de communisten. Aanvankelijk waren deze communisten een onderafdeling van de Joegoslavische communistische partij, en na de Tweede Wereldoorlog wou Joegoslavië zelfs dat Albanië zou toetreden tot de Joegoslavische federatie. Maar in 1948 kwam het tot een breuk met Joegoslavië omdat Tito zich van de Sovjet-Unie had afgekeerd.
De Albanese communistenleider was
Enver Hoxha en die ging, in tegenstelling tot Joegoslavië, juist het
totalitaire bewind van Stalin imiteren.
Na de dood van Stalin in 1953
distantieerde Albanië zich van de Sovjet-Unie. Met Chroesjtsjov boterde het
niet zo goed en in 1960-1961 ging Hoxha zich totaal oriënteren op de
Volksrepubliek China. In die periode werden de westerse invloeden helemaal
uitgebannen en een anti-religieuze beweging kwam op gang. Albanië werd de
eerste atheïstische staat ter wereld. Kloosters, moskeeën en kerken werden óf
afgebroken, óf ze kregen een nieuwe bestemming toegewezen. Ook streefde
de regering naar homogeniteit en integratie van de bevolking in Zuid-Albanië.
Maar ook met China raakten de
betrekkingen bekoeld en werden tenslotte in 1978 helemaal verbroken. Van toen af
aan verzeilde Albanië in een steeds dieper isolement.
Enver Hoxha had uiteindelijk tot de
jaren zeventig een vrij behoorlijk resultaat behaald met zijn politiek. Hij
streefde naar een onafhankelijk zelfbestuur (autarchie) en naar volstrekte
economische zelfstandigheid. Hij had daartoe de landbouw gemoderniseerd, het
privébezit afgeschaft en een strak geleide planeconomie ingevoerd. Het
analfabetisme is onder zijn bewind gedaald, de gezondheidszorg verbeterd en hij
heeft elektrificatie tot stand gebracht. Ook de economische resultaten vielen
mee en de samenleving raakte meer industrieel georiënteerd. Maar wat hij over
het hoofd gezien had is dat hij, ondanks alles, nog sterk afhankelijk bleef van
de economische steun en de goedkope leningen van Rusland of China. Nadat die
weggevallen waren ging het steeds meer bergafwaarts met de economie.
Enver Hoxha sterft in 1985.